• Velp in de jaren 50. Een briefwisseling

    Als afsluiting van het decennium 1950-1960 een brief uit de briefwisseling tussen twee geboren en getogen Velpse jongens. John Jansen van Galen (1940) van de Bosweg en Jan Siebelink (1938) van de Bergweg. Een briefwisseling gebundeld in het boek ‘Dorpsstraat ons dorp”, uitgegeven door Meulenhof in 1995. Verhalen uit hun jeugd, herinneringen aan Velp.

  • John Jansen van Galen
  • Jan Siebelink
  • John Jansen van Galen

    Na afronding van het gymnasium in Arnhem studeerde John aan de Universiteit van Amsterdam Politieke en Sociale wetenschappen. In 1965 begon hij als journalist bij het Algemeen Handelsblad.

    Van 1968 tot 1990 werkte hij bij de Haagse Post, waarvan de laatste jaren als hoofdredacteur. John Jansen van Galen schreef boeken over de sociaaldemocratische minister-presidenten Joop den Uyl en Willem Drees, en de kolonisatie van Suriname en Nederlands-Indië. Vanaf 1990 was hij bijna 25 jaar presentator van het veel beluisterde radioprogramma ‘Met het oog op morgen’.

    Jan Siebelink

    Na de ULO volgde Jan aan de Rijkskweekschool in Arnhem de opleiding tot onderwijzer. Naast zijn werk aan de middelbare school, studeerde hij Franse literatuur en letterkunde. Hij is vele jaren docent Frans geweest aan het Marnix-college in Ede. Van de vele boeken die Jan Siebelink schreef is ‘Knielen op een bed violen’ het meest bekend. Hij kreeg er de prestigieuze AKO-literatuurprijs voor. Jan Siebelink schreef het Boekenweekgeschenk 2019.

    Hieronder de brief van John aan Jan, gedateerd 15 juli 1994. Over VVO, De Pinkenberg en het kampioenschap van 1958. De brief is integraal overgenomen uit ‘Dorpsstraat ons dorp’.

  • Beste Jan,

    Voor mij zijn de politionele acties voorgoed verbonden met voetballen. Toen de eerste van die veldtochten om ons Indië terug te veroveren op de Indonesiërs begon, was ik net zeven geworden. Mijn vader was afgekeurd voor dienst in Nederlands-Indië. Het was een grote opluchting voor mijn moeder die pas later ging vermoeden dat de artsen toen al sporen hadden gevonden van de ziekte waaraan hij elf jaar later zou overlijden. Maar daar was niks van gezegd en onbezorgd begon hij mij op zondagen mee te nemen naar VVO. Nooit heb ik een mooier voetbalveld gezien dan de Pinkenberg van toen. De indrukwekkende hoge tribune van donker hout, de rij statige beuken daarachter, aan de overzij de heuvel vol eikenhakhout waarover in de herfst een rood gouden gloed lag en achter de goal aan de noordzijde het talud dat dicht beplant was met donkere dennetjes.

  • De Pinkenberg
  • in de
  • jaren 50
  • Ze zeiden dat het tegen dat decor gemakkelijker scoren was en wat VVO betreft weet ik zeker dat dit opging. Nooit heb ik een beter voetbalelftal gekend dan het eerste van VVO toen. Speciaal de as van het team. Van de slanke midvoor Toon Gerritsen die van zijn zwarte kuif met groot gemak de ballen achter de vijandelijke keeper knikte, via de geduchte stopperspil Wim van Driel, slagerszoon uit de Pastoor Koenestraat, die met zijn stugge rode haren en sterke gestalte de verdediging onverzettelijk leidde tot en met, vooral Henk Wielheesen, de keeper, een knappe, elegante man in een gele trui die met sierlijke sprongen de bal uit de uiterste hoeken dook en mij onbegrensd vertrouwen inboezemde.

    Midvoor, stopperspil, de as: het zijn oude woorden. Dat team leek onoverwinnelijk en voor zover ik mij herinner was het dat ook. Het was een wereld van onfeilbare, onsterfelijke helden, in geel-zwarte shirts. Profvoetbal was er nog niet, wat niet wil zeggen dat er geen baatzucht, winstbejag en nietsontziende concurrentie bestond.

    In december ’48 begon de tweede politionele actie en de keeper werd onder de wapenen geroepen om zich per troepentransportschip naar Indië te laten verschepen. VVO moest zich maar behelpen, totdat hij hopelijk heelhuids terugkeerde. Maar al voor hij repatrieerde bereikte ons het gerucht dat hij overschrijving had aangevraagd naar Vitesse. Denk je eens in Jan, Vitesse! Elke andere club was erg geweest, maar geen zo erg als Vitesse. Wij koesterden voor dat hele Arnhem een verachting, die voortkwam uit het ontzag van de dorpeling voor de grote stad en voor de grootstedelijke club die ook nog de treurige moed had om net als VVO in het geel-en-zwart uit te komen.

    Aan tafel en op verjaardagen werd druk besproken wat er achter de vaandelvlucht van de keeper stak. De Arnhemmers zouden hem daar in het warme land bedolven hebben onder cadeaus en attenties, hadden hem een mooie betrekking aangeboden bij Vroom & Dreesman, wie weet zelfs een auto! Het treft mij nu dat niemand het voor mogelijk hield dat hij ons op eigen initiatief in de steek liet - per slot van rekening woonde hij niet eens in Velp, maar op de Geitenkamp. Die mogelijkheid wilde men niet onder ogen zien; hij moest geronseld zijn met vuige middelen, zoals ze soldaten ronselen door hen eerst dronken te voeren.

    “Indië verloren, rampspoed geboren”, zeiden de mensen toen en die leuze kreeg voor mij een bijzondere betekenis. Het werd behelpen met keepers. Ik herinner mij een deerniswekkende politieman die vooral sterk was in het te ver uitlopen en dan hulpeloos achter de doorgebroken aanvallers aan moest sjokken. De echte keeper stond ondertussen bij Vitesse onder de lat en door de week in de winkel van Vroom & Dreesman. In zijn nadagen keerde hij terug naar VVO en toen zijn zij ook kampioen geworden met het elftal waarin Charley Bosveld excelleerde en Tonny Gerritsen, de jongere broer van Toon, de goaltjes maakte.

    Hoe goed herinner ik me die zondagmiddag in 1958 toen op de Pinkenberg de laatste wedstrijd om het kampioenschap tegen Sportclub Doesburg gewonnen moest worden! De gasten namen een voorsprong die per postduif werd overgebriefd naar de achterblijvers in dat stadje aan de IJssel waar de plaatselijke fanfare zich al gereed maakte om hun kampioenen in te halen. Maar wat denk je?

    Na rust scoorde VVO vijfmaal en in calèches ging het triomferende team het dorp in. 5-1! Nog dagen was ik schor. Dat was een prachtige middag, Jan, maar toch niet zo onbedorven als de zondagmiddagen van voor de politionele acties, toen ik nog niet wist dat clubtrouw vergankelijk is en dat buiten De Pinkenberg de echte wereld begon, met al zijn afwegingen en teleurstellingen.

    “Ik was een kind en kon niet weten dat het allemaal voorbij zou gaan”.

    Dag! John

  • Jan Siebelink en John Jansen van Galen bij het 100-jarig bestaan van VVO in maart 2001
  • Tekst in het Velps Weekblad bij de foto:

    “… Het nostalgische gevoel vierde afgelopen vrijdag in het clubhuis van VVO hoogtij. In het kader van het 100-jarig bestaan van de voetbalvereniging werd er onder leiding van gespreksleider Ruud Schwartz teruggekeken op de roemrijke historie. De schrijvers John Jansen van Galen en Jan Siebelink gingen met het in groten getale opgekomen publiek terug in de tijd.

    De gedachten aan het vele moois in de geschiedenis wekte bij de vele VVO’ers in hart en nieren een gelukzalig gevoel op. Maar niet alleen VVO’ers konden hun hart ophalen. Ook voor de geboren Velpenaren viel er voldoende te genieten. De grappige en ontroerende anekdotes en mijmeringen van Van Galen en Siebelink over zowel VVO als Velp, wisten het publiek van begin tot het eind te boeien. Het was zonder enige twijfel een zeer geslaagde avond.”